26 maart 2010

Fout 'gespelt'


Cobie vult. Geen zakken, maar vakken in de buurtsuper. Sinds jaar en dag een vertrouwde verschijning tussen de bijverdienende scholieren. Zij komen en gaan, Cobie blijft en maakt er werk van, ook wat betreft haar uiterlijk. Onder haar bedrijfskleding een zwierige rok met satijnen witte blouse en glittersjaal, maar ook de vergane glorie van een zoom die loshangt, haarverf die terug- of lipstick die uitloopt, een panty met ladder en scheefgetrapte hakken onder zwarte lakschoenen. Nee, niet aan haar uiterlijk, maar aan haar behulpzaamheid ontleent Cobie haar glans.

Ongetwijfeld daarom stapt die oudere dame met een lege broodverpakking op haar af, op jacht naar weer eenzelfde oerbrood. Gezamenlijk speuren ze het schap af, maar het zoeken wordt bemoeilijkt door de onlangs vernieuwde verpakking.
De cheffin brood moet eraan te pas komen. Kordaat pakt zij het gevraagde en overhandigt het de klant met de woorden ‘een speltbrood’. Nog niet overtuigd vergelijken klant en Cobie de opschriften. Even blijft het stil, dan hoor ik Cobie besmuikt vragen: ‘Maar het is toch een spleetbrood?’, waarna ze kort giechelt.

De cheffin herhaalt streng haar ‘speltbrood’. Cobie’s kaken kleuren langzaam rood; was er maar een spleet om in weg te kruipen.

22 maart 2010

Meeslepend


Tijdens de sneeuwperiode werd de stilte in de verlaten, doodlopende straat waar ik post bezorgde ineens verbroken door reggaeklanken. Een slee van een wagen glibberde de spekgladde straat in en kwam naast me tot stilstand.

Als het portier openzwaait, stapt een rasta swingend uit. Zijn ‘traditionele’ muts is ingeruild voor een Noors exemplaar met dito vest. Samen schuiven we op het ritme van de muziek op onze moonboots over het tuinpad naar de brievenbus van een woonhuis. Hij soepel, ik wat verkrampt, bang om uit te glijden.

19 maart 2010

Uitverkoren?


De start van mijn loopbaan als postbezorger viel samen met die van stembureaulid. De werkzaamheden verschillen dan ook niet wezenlijk van elkaar: in beide gevallen worden er formulieren in de bus gegooid en moet er gesorteerd worden. Het grootste verschil zit ‘m in de beloning. Een lange dag binnen zitten op het stembureau levert meer op dan een hele maand postbezorgen onder alle weersomstandigheden.

Net als bij de vorige verkiezingen was ik ook nu weer degene die de uitgebrachte stemmen op de PVV telde; het waren er veel. Maar in tegenstelling tot de verlichting die een stapel post door de brievenbus gooien brengt, leverde ik nu bezwaard de stapel stembiljetten op het stadhuis af. De PVV als grootste partij in de gemeenteraad kan wat mij betreft geen effect sorteren!

18 maart 2010

Schimmig


Was er iets weg in ons huishouden, dan werd Sint Antonius steevast met een schietgebedje vereerd. Bij uitblijvend resultaat schreef mijn ‘in Indië geboren en getogen’ moeder de vermissing toe aan goenagoena, stille kracht. Katholiek opgevoed en met een Indische achtergrond verbaasde me dat niet. Totdat in 1974 De stille kracht op TV werd uitgezonden.
Naar aanleiding daarvan publiceerde een tijdschrift voor Indische Nederlanders een oud krantenartikel over een voorval in Indië, waarop Couperus zijn boek vermoedelijk had gebaseerd. Het blad werd voor ons kinderen weggemoffeld, maar – in de ban van de TV-serie – wist ik het toch te bemachtigen. Onze familie bleek model te hebben gestaan voor De stille kracht! ‘Laster’, beweerde mijn moeder.

Dertig jaar later las ik een berichtje met een vergelijkbare strekking, ditmaal in NRC Handelsblad. Het verwees naar een artikel in Arabesken, Tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap en leverde overduidelijk het bewijs dat De stille kracht gebaseerd was op een voorval in onze familie. Het prikkelde mij om meer aan de weet te komen, maar veel meer dan de namen en personen uit het artikel heeft mijn voorouderlijke speurtocht niet opgeleverd.

Het bovenstaande schreef ik naar aanleiding van een oproepje in NRC Handelsblad om familiegeschiedenissen te publiceren. De ingekorte versie van mijn berichtje leverde een aantal leuke reacties op, maar geen aanvullende informatie.
Moet ik – als inmiddels niet-gelovige – toch Sint Antonius aanroepen om een verloren familiegeschiedenis terug te halen, of wacht ik op goenagoena?

2 maart 2010

Aangelijnd


Op weg met partijpost (letterlijk en figuurlijk rond de verkiezingen) kwam ik ten val door een loslopende hond, die tegen mijn fiets rende.
Gelukkig had het dier geen letsel opgelopen; ook met mijn schade valt het mee.

Wel wat gebutst volgde ik ’s avonds een verkiezingsdebat op TV. ‘De gemeente moet veiliger’, zei een stem. ‘Ja’, dacht ik, ‘geen loslopende honden op fietspaden.’
Maar toen ik hoorde welke partij dit standpunt naar voren bracht, leek het me beter om bepaalde politici aan te lijnen en liefst nog te muilkorven.

1 maart 2010

Gelijke monnikken, gelijke kappen?


Die elléndige capuchons!
De vrouw die ik hoor klinkt kwaad. Met een aantal dames bespreekt ze de overlast in de buurt, veroorzaakt door groepjes jongeren. Vandalisme, geluidsoverlast en straatterreur; sommige jongelui deinzen nergens voor terug. Aan de overkant hangen wat jongens rond. Allemaal eender gekleed in een donker jack met capuchon, onder die capuchon een muts en verder een spijkerbroek en sportschoenen. Allochtoon of autochtoon, deze dracht is universeel.

Ik heb me bij het groepje gevoegd en ga mee in het verhaal. Onmiddellijk zie ik de schaduwkant van de muts in het winterse straatbeeld: streetwear als ideale vermomming. Niet omstreden zoals de bivakmuts, de integraalhelm, de hoofddoek of de boerka. Kraag en capuchon op, de muts tot net boven de ogen en je bent klaar om – als het in je opkomt – volkomen onherkenbaar een supermarkt te overvallen, iemand te beroven of neer te slaan. De groep aan de overkant lijkt ineens erg bedreigend.

Gelijke monniken, gelijke kappen? Oei, niet te veel generaliseren en meteen het ergste denken. Zelf loop ik ook vaak met een dikke sjaal om en een petje of muts op. Gewoon vanwege de kou en omdat ik dat leuk vind. Wat voor beeld zou een clubje vrouwen van ‘middelbaar plus’ met muts oproepen?
Tijd om hierover na te denken krijg ik niet. De overkant heeft ons in het vizier gekregen. Twee jongens hebben zich losgemaakt van de kudde en komen onze kant op. Ik verstevig de greep op mijn tas. Er wordt een hand op mijn hoofd gericht en ik hoor:
Mevrouw, wilt u voor mij ook zo’n muts breien?